Wat is de invloed van chronisch ziek zijn op de verschillende relaties die je hebt en die je aangaat? In dit artikel raadplegen we een specialist raadplegen en twee lotgenoten in verschillende levensfases. We spreken Toon van Helmond, gepensioneerd gezondheidszorgpsycholoog. Toon geeft ons een kort college waarbij hij put uit zijn werkervaring bij de afdeling Reumatologie van de Sint Maartenskliniek. Toon heeft zelf vanaf zijn jeugd enkele fysieke beperkingen.

 

Toon begint met een inzicht dat hij heeft verkregen na een bezoek aan een vrouw met reuma, die daar een boek over had geschreven. ‘Je ziekte staat centraal, als je het er nooit over hebt én als je het er altijd over hebt.’ Het werkt het best als je nét genoeg aandacht besteedt aan je ziekte: niet te veel en niet te weinig. Dit geldt voor vrijwel alle relaties. Wanneer je er helemaal niet over praat, lijkt het alsof je angstvallig probeert door te leven alsof het er niet is. Het er alleen maar over hebben maakt dat het hele leven erdoor overschaduwd wordt.

 

Of je als chronisch zieke geneigd bent het er nooit over te hebben of juist bijna altijd, kan met verschillende factoren samenhangen. Allereest met je eigen opvattingen en gedrag. Wanneer je nooit om hulp vraagt, loop je de kans dat mensen je gaan betuttelen. Maar de reacties van mensen om je heen hebben ook invloed. Toon benadrukt daarom het belang om te blijven communiceren in alle vormen van relaties.

 

Tips voor communicatie

  • vertel wat er in je omgaat;
  • lieg niet over je klachten, vraag hulp als je die nodig hebt, zeg ‘dank je wel’ en meen het ook;
  • praat erover als iets je dwarszit. Als je het niet kan zeggen, schrijf het dan op.

 

“Wanneer je je niet kwetsbaar op durft te stellen, geef je de
vriendschap ook geen kans om te verdiepen”

 

Soorten vriendschap

Toon vertelt dat Aristoteles al een onderscheid maakte in drie soorten van vriendschap:
1) Vriendschap omdat het nuttig is: de ander kan je helpen of iets leren.
2) Vriendschap omdat je er plezier van hebt: je hebt iemand waarmee je dingen onderneemt.
3) Vriendschap om niet: de ander liefhebben om hoe diegene is en het geluk voor de ander willen, waarbij je je eigen belangen/verlangens op de achtergrond plaatst.

Als een vriendschap grotendeels gericht is op dingen die je samen doet, dan kan deze vastlopen of eindigen wanneer je een beperking krijgt. Bij erg vaste patronen kan een relatie problematisch worden bij veranderingen. Flexibiliteit is dan zeer helpend. Je zult daarvoor open moeten staan en aan moeten geven wat je wel en niet kunt, maar ook wat je graag zou willen. Communiceren over hetgeen de relatie voor je betekent kan daarbij helpen. Bijvoorbeeld: ‘Ik zou het erg vinden als ons contact zou verwateren omdat we iets niet meer samen kunnen. Zullen we eens kijken wat we wél samen kunnen doen?’ Dit is niet makkelijk; je stelt je kwetsbaar op en loopt de kans op een afwijzing. Aan de andere kant: wanneer je je niet kwetsbaar op durft te stellen, geef je de vriendschap ook geen kans om te verdiepen. Als je jonger bent, zijn relaties vaker gebaseerd op plezier hebben en samen dingen ondernemen. Wanneer mensen ouder worden, zijn lichamelijke klachten steeds gewoner en worden meer geaccepteerd. Daarbij is het belangrijk dat een vriendschap gebaseerd is op gelijkwaardigheid en dat je een beroep kunt doen op elkaar. Natuurlijk hoeft dat niet altijd 50/50 te zijn, maar het moet niet blijvend ongelijkwaardig zijn. Het is voor mensen met een beperking bovendien belangrijk dat je iets te bieden hebt en iets kunt betekenen voor een ander. Daardoor voel je je weer meer mens.

 

“Je ziekte staat centraal, als je het er nooit over hebt
én als je het er altijd over hebt”

 

 

Vriendschap: perspectief vijftiger

Toen ik ziek werd was ik bijna veertig, mijn vrienden zaten net als ik midden in hun carrière. Voor mij stopte die. Wie ben ik zonder werk? Kan ik nog meepraten? Zeur ik niet te veel over mijn ziekzijn? Ik was altijd gewend om druk te zijn, er te zijn voor anderen. In het begin zei ik vaak: ‘Wanneer wil jij afspreken? Ik heb alle tijd.’ Dat kwam ook voort uit een soort gêne voor mijn situatie, denk ik. Nu doe ik dat niet meer. Doordat ik eerlijker ben over hoe het met me gaat, durven anderen ook sneller te zeggen hoe ze zich voelen. Alleen als het een tijdje wat slechter met me gaat, merk ik soms wat terughoudendheid bij anderen in het vertellen waar ze tegenaan lopen in hun leven op dat moment. Misschien is dat wel een soort gêne bij hen. Ik zeg dan dat ik ook graag hoor hoe het met hen gaat. Dat houdt de relaties met mijn vrienden gelijkwaardiger. De laatste tijd krijgen steeds meer vrienden kwaaltjes of worden zelfs ernstig ziek. Er ontstaat daardoor meer herkenning. Eerlijkheid over en weer verdiept de vriendschap en steeds vaker komen vrienden voor advies bij mij. Het is fijn om dan iets te kunnen betekenen voor de ander.

 

Vriendschap: perspectief jong

Sinds mijn diagnose zijn mijn vriendschappen veranderd. Mijn vrienden zijn jong en gezond en willen naar festivals, carnaval vieren en samen op vakantie. Dat zijn momenten waarop ik mijn grenzen moet aangeven. In het begin vond ik dat confronterend, het herinnerde mij constant aan de dingen die ik niet meer kon. Ook was ik bang mijn vrienden te verliezen, maar gelukkig is dat niet gebeurd. Door altijd open te zijn over hoe ik me voel, begrijpen ze me steeds beter. Ik hoef mijn grenzen nu minder vaak aan te geven en samen hebben we andere manieren gevonden om plezier te maken. We wandelen, lunchen of koken samen, en soms gaan zij daarna nog door nadat ik ben afgehaakt. Dat heb ik leren accepteren, en ik geniet nu bewuster van wat ik wél kan. Mijn advies? Wees open over je gevoelens en durf je grenzen aan te geven. Mensen zien niet wat je van binnen doormaakt, maar samen kun je veel veranderen. Échte vrienden blijven.

 

 

 Dit artikel is verschenen in NLVE magazine